zondag 23 december 2012

'Identiteit' van Prof. Paul Verhaeghe

Over statisticitis vulgaris, bureaucratisering en andere neo-liberale aandoeningen...

Deze beschrijving van de invloed van de neo-liberale samenleving op onze identiteits(mis)vorming is beslist een aanrader. Des te meer gezien Paul Verhaeghe - zonder onze dienst te kennen - verrassend goed beschrijft hoe onze overheidsdiensten functioneren of dreigen te zullen functioneren, daar waar de statistieken en cijfertjes de meetlat worden voor het onmeetbare, voor het leveren van een kwalitatieve dienstverlening aan de gebruiker.

Daarbij wordt het verband gelegd met dalende werktevredenheid, loyaliteit aan de dienst, burn-out, depressies... van het onderworpen personeel.

Als H. Bogaert en co ook de verloning willen afhankelijk maken van kwantitatief meetbare 'prestaties' , dan is voor de openbare dienstverlening alvast geen goede toekomst weggelegd.
We hebben het werk van Paul Verhaeghe al aangeraden aan ons hoofdbestuur...

Beslist een aanrader voor wie wil begrijpen hoe het neo-liberalisme de (private en openbare) dienstensector in de tang neemt, en bureaucratisisering, werkdemotivatie en vervreemding te weeg brengt: 
Paul Verhaeghe, Identiteit, De Bezige Bij, 2012, 256 p (ISBN 9789023473039)

Met kameraadschappelijke groeten
Filip Van Bever
ACOD-afgevaardigde FOD WASO
www.acodwaso.blogspot.be

Hieronder citaten uit 'Identiteit' van Prof. Paul Verhaeghe.
Laat één ding zeker zijn: De citaten vervangen geenszins het boek.
Onderlijning hieronder door ons.

"Kwaliteit op een uniforme manier meten is realiseerbaar wanneer het om tastbare producten gaat (een auto). Als er esthetiek en smaak mee gemoeid zijn (voedingswaren), ligt het minder eenvoudig.
Wanneer het gaat over kennis en dienstverlening (onderzoek, onderwijs en gezondheidszorg) wordt kwaliteitsmeting bijzonder moeilijk. Het meetsysteem dat bij een meritocratie hoort geeft op dit vlak zelf het antwoord: meting en meetbaarheid bepalen wat kwaliteit is; en wat niet kan worden gemeten,' telt niet mee'.
Meten is dus niet zomaar passief registreren, het is wel degelijk actief ingrijpen in de praktijk. Een wijziging in de meetlat impliceert steevast een wijziging in wat men als kwaliteit beschouwt, en werkt daardoor sturend op het gedrag van de betrokkenen. Er ontstaat een tunnelvisie: dit, en alléén dit, is kwaliteit. Wat buiten het meetsysteem valt levert niets op, en dus is het niet verstandig er tijd aan te verspillen. Als de kijkcijfers bepalend zijn voor de 'kwaliteit' van een televisieprogramma, dan creëer je hamburger-tv. Het relatieve karakter van een dergelijke 'kwaliteit' blijkt vooral op het ogenblik dat de manier van meten en de criteria veranderen - iets wat overal steeds sneller gebeurt. Binnen de kortste keren vergeet men al het vorige, en bepaalt de nieuwe meetlat wat er nu voor kwaliteit doorgaat - waardoor ook het gedrag van alle betrokkenen wijzigt. "
(p 138)

"Daar komt nog bij dat binnen een meritocratie kwaliteitsmetingen geen rekening kunnen houden met lokale en contextuele factoren - de meetlat moet voor iedereen gelijk zijn' en de meting moet 'gestandaardiseerd' verlopen, anders heet de vergelijking niet 'objectief'."
(p 138)

"Het is opvallend dat dergelijke meetsystemen in de meerderheid van de gevallen vanuit een anoniem hoofdkantoor opgelegd worden, en heel vaak uitgedacht zijn door externe 'task forces' en 'consultants', die nauwelijks voeling hebben met de praktijk die ze dienen te meten. Op de koop toe gaat er pakken geld naar die externe consultants, wat de frustratie bij de mensen op de werkvloer alleen maar doet groeien. Dat de eigenlijke professionals ook nog eens een deel van hun tijd moeten beste den aan de registraties van die metingen, komt de kwaliteit van het eigenlijke werk al evenmin ten goede."
(p 139)

"De inhoud van wat men doet, is minder belangrijk dan de vraag of een bepaalde prestatie of activiteit 'meetelt' of niet. De verplichting om te scoren heeft tot gevolg dat er in het werkveld voortdurend verschuivingen ontstaan op grond van de verschuivende kansen op scoringssucces. "
(p 139)

"Als wetenschapper koester ik een diep wantrouwen tegen statistieken. (..) Op de koop toe is de manier waarop de cijfers tot stand komen in zeer veel gevallen vatbaar voor discussie (ik blijf beleefd), (...) De belangrijkste illusie bij al deze cijfers is dat zij pretenderen een correcte weergave van 'de' werkelijkheid te bieden. Bij het merendeel ervan is het veeleer het tegenovergestelde: zij creëren een bepaald beeld over de werkelijkheid, dit om te beantwoorden aan vooraf bestaande verwachtingen die steeds berusten op een min of meer verborgen ideologie. Vervolgens stuurt dit beeld de besluitvorming, zonder dat er nagedacht wordt - 'de cijfers zijn duidelijk'. "
(p 226)

Over "(...) de effecten van het 'meten is weten' op individueel niveau" vervolgt hij: "Cijfermatig gestuurde evaluatie- en functioneringsgesprekken zijn vaak dodelijk voor werktevredenheid, motivatie, loyaliteit en identificatie met het bedrijf.' Een dergelijke aanpak fnuikt elke vorm van creativiteit en autonomie en lokt een gevoel van vernedering en een verlies van zelfrespect uit. Die negatieve effecten worden des te zwaarder naargelang men bij de evaluatie kwalitatieve en contextuele factoren laat vallen, en er een uniform meetsysteem opgelegd wordt door een instantie die nauwelijks vertrouwd is met wat er op de werkvloer gebeurt. "
(p 227)

"Dergelijke kwantitatieve evaluaties doen de kwaliteit van het geleverde werk eerder dalen dan stijgen, Het systeem werkt een groeiende administratie in de hand, waardoor er steeds minder tijd is voor de kerntaken, terwijl de werkdruk overal stijgt. Als je quota moet halen, dan is kwaliteit niet je eerste zorg. Hoeveel tijd besteden agenten nog aan politiewerk, leerkrachten aan onderwijs, therapeuten aan behandeling? Op zijn beurt leidt dit tot gedemotiveerde werknemers, en die leveren hoogstens middelmatig werk af. " 
(p 228)

"Evaluatie is zonder twijfel nodig, maar moet wel anders ge dacht en uitgevoerd worden. Een kernidee daarbij is kwalitatief onderzoek, waarbij mensen bevraagd worden over de verschil lende deelaspecten van hun werk. Een dergelijke aanpak levert spectaculair positieve resultaten op, op voorwaarde dat men dit inderdaad ernstig neemt. (....) En niet te vergeten: aangezien evaluatie bij iederéén nodig is, hoort een bottom-up kwalitatieve evaluatie van leidinggevenden door degenen die voor hen werken daar evenzeer bij. Het is opvallend hoe weinig voeling leidinggevenden tegenwoordig hebben met wat er op de werkvloer gebeurt en bijgevolg hoe slecht zij de effecten van hun handelingen kunnen inschatten.
De ervaring wijst uit dat dergelijke kwalitatieve evaluaties het verantwoordelijkheidsgevoel zeer snel doen stijgen, samen met het onderlinge vertrouwen tussen mensen op de werkvloer. Ook hier komt het erop aan een goed evenwicht te vinden tussen het individu en de groep, tussen individuele creativiteit en productieve samenwerking. "
(p 229)




Geen opmerkingen:

Een reactie posten